Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0137

Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460609-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewezenverklaring (bij bekennende verdachte) van enkele gewapende overvallen, gepleegd in Apeldoorn. (Promis)


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460609-06 Uitspraak d.d.: 7 maart 2007 TEGENSPRAAK / dip VONNIS In de zaak tegen: [verdachte], geboren te [voormalig Sovjetunie] op [adres], zonder vaste bekende woon of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2007. Ter terechtzitting genomen beslissingen Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van verdachte onmiddellijk dient te worden opgeheven, aangezien de gronden en ernstige bezwaren waarop dit bevel is gegrond, niet meer aanwezig zijn. Ter adstructie van het verweer heeft de raadsman betoogd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, zodat het nadien verkregen bewijsmateriaal als onrechtmatig verkregen terzijde moet worden gesteld. Om die reden kunnen de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten niet worden bewezen. Nu die feiten de voornaamste reden zijn voor het laten voortduren van de voorlopige hechtenis, dient het wegvallen van die feiten ook te leiden tot het eindigen van de voorlopige hechtenis, aldus de raadsman. De rechtbank heeft ter terechtzitting geoordeeld dat de gronden en ernstige bezwaren waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gegrond, ook ten tijde van de terechtzitting nog aanwezig waren. Het verzoek is dan ook verworpen. De rechtbank heeft daarbij in de richting van de verdediging aangetekend, dat zij eerst bij vonnis een beslissing zal geven op de door de raadsman bij pleidooi aangevoerde onrechtmatige aanhouding. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 6 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 340 Euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of videotheek Jambo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,verdachte, die [slachtoffer 1] bij haar arm(en) heeft vastgepakt en/of achter de balie heeft geduwd en/of aan die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp voorwerp heeft getoond en/of (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen/gezegd dat deze de kassalade moest openen; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 10 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van circa 500 Euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of Zonnestudio Sunpoint, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, [slachtoffer 3] bij haar schouder(s) heeft vastgepakt en/of bleef vasthouden en/of (daarbij) een mes, althans een scherp voorwerp tegen de hals van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of met dat mes/voorwerp naar de kassa heeft gewezen en/of tegen die Nagelhout geroepen: "Money, money"; art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 10 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (onder meer inhoudende een bankpas) en/of twee/een make-up tasje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] bij haar schouder(s) heeft vastgepakt en/of bleef vasthouden en/of (daarbij) een mes, althans een scherp voorwerp tegen de hals van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt/gehouden; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 11 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit winkel heeft weggenomen een (leren) jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vroom & Dreesmann, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking; (parketnummer 471146/06) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen inzake het bewijs 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Daarbij heeft de officier van justitie wat betreft het onder 4 tenlastegelegde betoogd dat braak of verbreking niet kan worden bewezen. 2. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde, aangezien de bewijsmiddelen die zich ten aanzien van dit feit in het dossier bevinden, moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat zij gezien moeten worden als de vruchten die zijn verkregen van de onrechtmatige aanhouding. De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde bewezen kan worden. 3. In het hoofdproces-verbaal (voetnoot 1) is door de betrokken opsporingsambtenaren een samenvatting gegeven van het opsporingsonderzoek. Hieruit blijkt dat er in Apeldoorn kort na elkaar, namelijk op 5, 6 en 10 november 2006, enkele gewelddadige overvallen hadden plaatsvonden. Verdachte is daarbij op enig moment in beeld gekomen als degene die deze overvallen zou hebben gepleegd. 4. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Ter onderbouwing van het verweer heeft de raadsman betoogd dat niet duidelijk is waarom de politie de verdachte van de overvallen zocht bij het slaaphuis en dat de aanhouding van verdachte ook niet gebaseerd kon worden op de enkele herkenning van een foto door een slachtoffer, zodat er ten tijde van de aanhouding ook geen redelijk vermoeden van schuld was. 5. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Op 5, 6 en 10 november 2006 hebben enkele gewelddadige overvallen plaatsgevonden in Apeldoorn. Uit het hoofdproces-verbaal blijkt dat verbalisanten in de respectieve aangiften overeenkomsten waarnamen die het aannemelijk maakten dat de overvallen door dezelfde persoon waren uitgevoerd. Uit het hoofdproces-verbaal blijkt verder dat de dader telkens gebruik maakte van een mes, gebrekkig Engels sprak, een bruin/camelkleurig jack droeg en een opvallende neus had. In enkele aangiften werd aangegeven dat de dader een 'zwerverstype' zou zijn. De combinatie van deze signalementen en de weinig professionele manier waarop de overvallen werden uitgevoerd, brachten de politie tot het vermoeden dat de dader mogelijk drugverslaafd was. Naar aanleiding hiervan heeft de politie bij het slaaphuis in Apeldoorn geïnformeerd of een passant van het slaaphuis voldeed aan het signalement. Uit het ambtelijk verslag (voetnoot 2) blijkt dat het slaaphuis een opvang is voor dak- en thuislozen. [naam 1], begeleider in het slaaphuis, heeft de politie naar aanleiding van het opgegeven signalement medegedeeld dat het overeenkwam met iemand die hij kende als [verdachte]. Het slaaphuis had hem sinds 9 november 2006 geschorst omdat hij door het personeel was betrapt op het gebruik van verdovende middelen. De politie heeft de naam van deze persoon vervolgens nagetrokken in haar bedrijfsprocessensysteem (voetnoot 3). Het bleek dat hij in het systeem voorkwam in verband met een winkeldiefstal en dat er ook een foto van hem beschikbaar was. Na overleg met de officier van justitie, op 11 november 2006, werd door de officier van justitie toestemming gegeven om een foto van verdachte te gebruiken voor een fotoconfrontatie. Op 11 november 2006, te 11:45 uur, werd aan [naam 2] (voetnoot 4), die aangifte heeft gedaan van een andere overval dan thans aan verdachte wordt verweten, een foto van verdachte getoond. Zij herkende hem voor 100% als degene die haar op 10 november 2006 had overvallen. Naar aanleiding van het voorgaande heeft de officier van justitie bevolen dat de verdachte buiten heterdaad zou worden aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank kon de officier van justitie dat ook doen, aangezien de hiervoor genoemde omstandigheden een ernstig vermoeden van schuld opleverden dat verdachte betrokken was bij de overvallen. Weliswaar kan aan de verdediging worden toegegeven dat bij het uitvoeren van een enkelvoudige fotoconfrontatie in het algemeen de nodige terughoudendheid behoort te worden betracht, maar het kan niet gezegd worden dat reeds hierom de herkenning van verdachte door De Vries onbetrouwbaar is. Verdachte werd op 11 november 2006, te 19:33 uur, aangehouden. In zijn verhoren bij de politie heeft verdachte toen toegegeven dat hij de tenlastegelegde overvallen heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat, gegeven het feit dat de aanhouding van verdachte niet onrechtmatig was, ook niet gezegd kan worden dat verdachtes latere bekentenissen als onrechtmatig verkregen bewijs moeten worden uitgesloten. Ten overvloede tekent de rechtbank daarbij aan dat verdachte het tenlastegelegde ook bij de rechter-commissaris en zelfs nog ter terechtzitting van de rechtbank heeft bekend. Het verweer wordt daarom verworpen. 6. Met de verwerping van het gevoerde verweer dient de rechtbank thans te beoordelen of het tenlastegelegde kan worden bewezen. In dit verband is van belang dat zich in het dossier de aangiften bevinden van [slachtoffer 1] (voetnoot 5) (feit 1), van [slachtoffer 2] (voetnoot 6) (feit 2) en van [slachtoffer 3] (voetnoot 7) (feit 3). Uit deze aangiften valt op te maken hetgeen in de tenlastelegging is verwoord. Verdachte heeft die beschuldiging ook niet tegengesproken, maar zelfs in zijn verhoren bevestigd, waaronder ter terechtzitting van de rechtbank. Gelet hierop kunnen de feiten 1 tot en met 3 worden bewezen. 7. Ten aanzien van het onder 4 tenlastelegde, blijkt uit het dossier (voetnoot 8) dat [naam 3] namens Vroom en Dreesmann aangifte (voetnoot 9) heeft gedaan van diefstal. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend het tenlastegelegde te hebben begaan. Gelet hierop kan ook dit feit worden bewezen. 8. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is bij het onder 4 tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van diefstal door middel van verbreking. Uit de aangifte blijkt immers dat verdachte het prijskaartje en het beveiligingslabel van de jas trok, alvorens het zich toe te eigenen. Daarmee is in juridische zin sprake geweest van een diefstal in de zin van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 6 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 340 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] of videotheek Jambo, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] bij haar arm heeft vastgepakt en achter de balie heeft geduwd en aan die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond; 2. hij op 10 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van circa 500 Euro, toebehorende aan die [slachtoffer 2] of Zonnestudio Sunpoint, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, [slachtoffer 3] bij haar schouder heeft vastgepakt en bleef vasthouden en daarbij een mes tegen de hals van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en met dat mes naar de kassa heeft gewezen en tegen die Nagelhout geroepen: "Money, money"; 3. hij op 10 november 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (onder meer inhoudende een bankpas) en twee make-up tasjes, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] bij haar schouder heeft vastgepakt en bleef vasthouden en daarbij een mes tegen de hals van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt/gehouden; 4. hij op 11 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit winkel heeft weggenomen een leren jas, toebehorende aan Vroom & Dreesmann, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde, telkens: Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde: Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient volgens de officier van justitie een proeftijd van twee jaren te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. 2. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verweer gevoerd. De rechtbank begrijpt dat verweer zo, dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat verdachte reeds genoeg is gestraft en dat het aan de rechtbank wordt overgelaten of het wenselijk is om omtrent verdachte alsnog een maatregelrapport te laten uitbrengen. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de veiligheid en vertrouwdheid die anderen in hun werkkring konden en ook mochten verwachten. Misdrijven als de onderhavige hebben niet alleen een flinke impact op de slachtoffers, maar wakkeren daarnaast gevoelens van onveiligheid in de maatschappij aan. Uit de zich in het dossier bevindende slachtofferverklaring blijkt dat één van de slachtoffers als gevolg van verdachtes handelen nog steeds kampt met hevige angstgevoelens en dat dit ook zijn weerslag heeft gehad op haar omgeving. De rechtbank rekent dit verdachte in het bijzonder aan. 5. De rechtbank deelt de opvatting van de raadsman niet, waar het gaat om de vraag of verdachte reeds voldoende is gestraft voor zijn handelen. De rechtbank stelt vast dat het hier, naast een winkeldiefstal, om twee gewapende overvallen gaat waarbij door verdachte een ernstige inbreuk is gemaakt op de veiligheid die de slachtoffers in hun werkomgeving mochten verwachten. Alles afwegende, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht die straf passend en ook geboden, ook al wordt feit 4 in de tenlastelegging anders gekwalificeerd. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen teneinde een maatregelrapport omtrent verdachte te laten opmaken, aangezien zij zich reeds voldoende voorgelicht acht. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hebben zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van respectievelijk € 1.097,80 en € 1.250,= gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder respectievelijk 2 en 3, en 1 tenlastegelegde. Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en aangezien de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk. Ter terechtzitting heeft de verdediging weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdediging heeft daartoe betoogd dat Van der Steeg geen angst kan hebben gehad en dus ook geen schade kan hebben geleden, aangezien zij verdachte na de overval nog achterna heeft gezeten. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt de overval 's avonds plaatsvond. [slachtoffer 1] was toen alleen in de videotheek. Uit de toelichting die [slachtoffer 1] blijkens het voegingsformulier op haar vordering heeft gegeven, alsmede gelet op de inhoud van de door haar afgelegde slachtofferverklaring, blijkt dat zij als gevolg van verdachtes handelen ernstig is getroffen. De vordering komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarbij is van belang dat de omvang van de geleden schade, waarvan de vergoeding thans door het slachtoffer wordt gevorderd, moet worden begroot op basis van de individuele situatie van het slachtoffer. Het ene slachtoffer kan immers als gevolg van hetzelfde feit meer schade ondervinden dan het andere slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank komt dat voor risico van verdachte. Alles afwegende, zal de vordering worden toegewezen. Verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk. Om verdachte te stimuleren dat hij zich zal inspannen om de gevorderde schade aan de benadeelden te vergoeden, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 1.097,80, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 1.097,80, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 21 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 1.250,=, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 1.250,=, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 25 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan voormelde verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichtingen tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mrs. Van Breda, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2007. Voetnoten: 1 Voor zover in dit vonnis wordt gesproken van het hoofdproces-verbaal, wordt daarmee bedoeld het proces-verbaal, genummerd PL0620/06-208958, in de wettelijke vorm opgemaakt door H.B.A. voor de Poorte en J. Hendriks, respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hen gesloten en getekend op 20 november 2006. 2 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-397508 (dossierpagina 27), in de wettelijke vorm opgemaakt door G.B. Hendriks, brigadier van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hem gesloten en getekend op 13 november 2006. 3 Zo blijkt uit het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-397508 (dossierpagina 25), in de wettelijke vorm opgemaakt door B.F. Zwetsloot, hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hem gesloten en getekend op 11 november 2006. 4 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-397508 (dossierpagina 28), in de wettelijke vorm opgemaakt door J. Hendriks, hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hem gesloten en getekend op 11 november 2006. 5 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-394792 (dossierpagina 103), in de wettelijke vorm opgemaakt door A.R.F. Meijer, agent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hem gesloten en getekend op 7 november 2006. 6 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-397508 (dossierpagina 21), in de wettelijke vorm opgemaakt door H.M. Veldstra, hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door haar gesloten en getekend op 14 november 2006. 7 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0620/06-397557 (dossierpagina 49), in de wettelijke vorm opgemaakt door H.M. Veldstra, hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door haar gesloten en getekend op 14 november 2006. 8 Zie hiervoor het proces-verbaal, genummerd PL0620/06-206241 (gevoegde zaak), in de wettelijke vorm opgemaakt door P.W. Klomp en U. Zeytun, beiden hoofdagent van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hen gesloten en getekend op 11 augustus 2006. 9 Zie hiervoor het proces-verbaal, genummerd PL0620/06-338495, in de wettelijke vorm opgemaakt door M. van den Bosch, aspirant van politie in het politiedistrict Apeldoorn, door hem gesloten en getekend op 11 augustus 2006.